Salamanders en hagedissen in de tuin

Een droogje en een natje, zo zou je deze dieren kunnen indelen. Salamanders houden graag het hoofd koel in het water, terwijl hagedissen het pas echt naar hun zin hebben als ze kunnen zonnen. Alleen, hagedissen zijn wel een pak zeldzamer dan salamanders.

Wie een natuurrijke tuin heeft, of aan een park of natuurgebied grenst, zal het ooit wel eens hebben meegemaakt: een trage salamander die doorheen de keuken of leefkamer kruipt. In de herfst op zoek naar een warme en beschutte winterplaats, in de vroege lente de omgekeerde beweging, van kelder naar de natuur. Op dat moment zijn de diertjes bijzonder hulpeloos, en als Tom de Kat er al niet begint mee te spelen, blijft het telkens toch een heikele onderneming. Eens buiten, begint de struggle for life pas écht: roofdieren en vogels zijn altijd wel gewonnen voor zo’n hapklare brok, maar de grootste vijand is wellicht de auto. Geen wonder dat er tijdens de zogenaamde paddenoverzetacties ook heel veel salamanders in de emmertjes terecht komen. Die zijn alvast gered van een gewisse dood.

Opvallend onopvallend
Onze salamanders zijn in feite watersalamanders. De kamsalamander is de grootste maar ook erg zeldzaam, je zal ze maar weinig aantreffen in een vijvertje. De soort die we het best kunnen observeren in onze tuin is de kleine watersalamander. Die loopt graag op het land rond, maar blijft zeker wel in de omgeving van een permanente vijver. Je kan ze vaak aantreffen onder houtstapels in een vochtige bosrand. En dan is er nog de erg mooi gekleurde (oranje buik afgeboord met een marineblauw lijntje) alpenwatersalamander. De vinpootsalamander, amper 9 cm groot en vooral in de kalkstreek present, is zeldzamer. Ze leven net als andere salamanders erg teruggetrokken en door veelal in het water te verblijven, vallen ze ook bijna niet op.
Juweel onder de amfibieën is zonder discussie de vuursalamander: een zwartgeel dier dat vrij vaak uitgroeit tot wel 25 cm. Deze soort leeft in bronbossen met klaterend zuiver grondwater dat in de valleitjes ontspringt. Alhoewel de vuursalamander vrijwel altijd op het land leeft, houdt hij een waterpartij toch achter de hand. Deze prachtige salamander moet evenwel weinig vrezen, want zijn huid is erg giftig. De zwartgele kleurencombinatie doet wellicht ook een belletje rinkelen, waarom is een wesp zo gekleurd ?

Help de salamander
Salamanders in de tuin is bijna een zekerheid, alleen moet je leren om deze beestjes te ontdekken. In de winter komen ze wel eens in een kelder terecht of een diepe put waar ze dan in het najaar niet uit geraken. Hou dergelijke vergeetputten zeker in het oog, of voorkom dat ze erin kunnen  terechtkomen. En verder doe je er heel erg goed aan om de salamanders wat te helpen.
Regel 1: geen vis in de vijver, of een zone waar kois, goudvissen of zonnebaarzen niet kunnen geraken.
Regel 2: geen herbiciden gebruiken of insectenverdelgers.
Regel 3: zorg voor een onderkomen, en dat kan heel eenvoudig een hoop herfstbladeren zijn, ofwel een takkenbos waarin je een zeil verwerkt waardoor regenwater niet tot de onderste regionen doorsijpelt (dat wordt ook door de egel fel gesmaakt trouwens!).

Hagedis gespot
Hagedissen daarentegen zijn reptielen en echte landdieren. Ze zijn net zoals de salamanders wel koudbloedig, maar hebben een meer schubachtige huid en voelen droog aan. In de duinen en heidegebieden leeft de zandhagedis, een overigens erg klein dier (9 à 10 cm).

Lees het vervolg van dit artikel in het juninummer van Fence

De kans om deze hagedissen te zien is bijzonder klein, je moet al een geoefend oog hebben en heel veel geluk. Vaak zie je ze wel eens op een prikkeldraad geprikt door een klapekster of grauwe klauwier, maar dat zijn dan ook bijzonder zeldzame vogels die je zelden in de tuin zal waarnemen.

 

Iets makkelijker te observeren is dan weer de levendbarende hagedis. Deze soort komt overal in Vlaanderen (en Nederland) voor, en ze zorgen vaak voor “geritsel” in het lage struikgewas en kruidenvegetaties. Klimmen doen ze niet zo graag, maar ze kunnen het wel als de honger hen zo ver drijft. Of als ze die ene zonnestraal willen meepikken om op te warmen.

 

Enigszins verwant is de hazelworm, een pootloze hagedis en toch nog hier en daar met een grote populatie in meersen of graslanden langs een beek. Zet je het maaisel op een grote hoop, dan is de kans groot dat je daar op termijn hazelwormen zal aantreffen. De hazelworm is ook een traditionele bondgenoot van de biologische tuinier, want naaktslakken staan hoog ingeschreven op hun menu! Jammer dat uitgezette fazanten vaak een slachting veroorzaken in een populatie.

 

We eindigen met de muurhagedis. Die klimt wel graag, en houdt van rotsen en bijvoorbeeld oude vestingen zoals in Maastricht en oude steengroeven in Wallonië. Die zijn in hun ogen niet meer dan een rotsrichel. Opvallend bij deze soort is dat ze snel opvallen doordat ze graag in de zon opwarmen en ook open en bloot op jacht gaan naar insecten.

 

 

%d bloggers liken dit: