De moestuin van Gust

Terwijl het buiten nog sneeuwt en vriest kijken wij uit naar een volgend seizoen van zelfgekweekt lekkers uit de eigen moestuin. De winter duurt nu lang genoeg. Voor wie plaats en goesting heeft, is februari de ideale maand om een vroege start te maken.

Wij trekken de verwarmde kas in en schuiven potplanten en stekken opzij voor het leukste en meest intense werk van het jaar: ons eigen plantgoed zaaien voor het nieuwe seizoen. Laat je niet afschrikken als je het zelf nog nooit gedaan hebt. Met een goed verlichte plaats bij het raam, een weinig materiaal en kennis van de juiste techniek zal je snel je eerste successen oogsten. Als de vonk van het zelf zaaien en kweken eenmaal is overgesprongen, zal er een boeiende nieuwe wereld voor je opengaan.

Waarom willen we zo vroeg ‘voorzaaien’? Ten eerste zijn er een aantal groentesoorten die een extra lang seizoen nodig hebben om tot volle wasdom te komen. Dat zijn de seldersoorten; knolselder, bleekselder en groenselderij, artisjok en de dikke bewaarajuin Ailsa Craig. En ten tweede, niet onbelangrijk, omdat we vroeg willen genieten van onze groenten. Om deze reden zaaien we, meestal in de tweede helft van de maand, peterseliesoorten, vroege tomaten, aubergine, basilicum, zomerprei, kropsla en vroege bloemkool binnenshuis of in de verwarmde serre. Deze soorten kan je natuurlijk ook nog allemaal onder zogenaamd ‘koud’ glas zaaien, maar dan moet je meestal nog een maandje geduld oefenen. Het zaad van selder kiemt bijvoorbeeld niet onder de 15 graden, terwijl zaden van tomaten en aubergine zelfs 18 tot 20 graden nodig hebben om te kiemen.

De zaaitechniek is bij alle soorten nogal gelijkaardig. Allereerst controleren we bakjes waarin we gaan zaaien. Zijn ze proper en zijn de afvoergaatjes vrij? Ja? Dan bekommeren we ons om de zaaigrond. Kap de grond uit op een zaaitafel in de warmte en omroeren met een schep. Neem de aarde tussen je handen en wrijf je handen over elkaar tot de aarde fijnkorrelig en zacht aanvoelt. Begin nooit met koude grond. Strooi de aarde gelijkmatig uit in het bakje en vul het tot aan de rand. Met een plankje dat je voordien maakte druk je zachtjes de aarde aan. Bij mij komt het niveau van de aarde dan zowat één centimeter onder de rand van het zaaibakje.

Fijne zaden strooi je tussen duim en wijsvinger over de oppervlakte, van links naar rechts en van boven naar beneden zodat ze mooi regelmatig verdeeld zijn. Let op om niet te dicht op elkaar te zaaien. Dat zal je je later beklagen. Gebruik niet te veel zaad in één keer. De porties die in het gemiddelde zaadzakje zitten zijn ruim voldoende voor een aantal zaaibeurten. Zaden van vruchtgewassen zoals tomaten, aubergine of artisjok leg ik uit in rijtjes, zo ongeveer elke 2 cm een zaadje.

Over de zaden komt nu nog een toplaag. Liefst gebruik ik hiervoor scherp zand (ook ‘Rijnzand’ genoemd). De afwezigheid van organisch materiaal op de oppervlakte verkleint enorm de kans op schimmelinfecties bij de opkomende kiemplantjes. Maar ook je zaaiaarde kan hiervoor gebruikt worden. Gebruik de zeef om de toplaag aan te brengen. Bedek naargelang het zaad met ongeveer twee keer de dikte van het zaad (van twee mm tot een halve centimeter). Daarna gaan we nog eens goed aandrukken met de plank alvorens te begieten. Gebruik voor het begieten steeds een gieter met een broeskop. Gebruik bij voorkeur regenwater dat je vooraf op kamertemperatuur hebt laten komen. Vergeet ten slotte niet je zaaisel correct te etiketteren.

Wees geduldig in de verzorging van je zaaibakjes. Peterseliezaad zal pas na drie tot vier weken beginnen kiemen, en de zaailingen van selder laten zo mogelijk nog langer op zich wachten. Zie er ondertussen op toe dat de oppervlakte van je zaaisel steeds vochtig blijft. De standplaats van je zaaibakjes is in dat opzicht belangrijk. Kies voor een plaats met maximaal licht, maar denk er aan dat ook de winterzon op vriesdagen achter glas heel krachtig kan zijn. Ik kies ervoor om mijn ramen met kalk te witten, maar je kan ook evengoed een glasgordijn voor het raam hangen om het zonlicht te breken. De jonge zaailingen schuwen het felle zonlicht. Met worteltjes van amper een millimeter in de eerste dagen en hun kraakverse bladgroen lopen ze snel de kans op verbranding.

Een andere zorg bij de kiemplantjes is het voorkomen van ‘smeul’. Smeul wordt veroorzaakt door verschillende schimmels. De plantjes vallen om of lijken weg te smelten. De stengeltjes lijken ingesnoerd of rotten weg. Enkele voorzorgsmaatregelen kunnen je veel leed besparen: zoals gezegd, zaai vooral niet te dik! Zorg ervoor dat de zaailingen lucht krijgen. Staan ze hier en daar toch in trosjes bij elkaar, dan kan je best al vroeg beginnen met die eruit te plukken. Zorg voor hygiëne: schoon materiaal, schone zaadbakjes, proper water en een schoon zaaioppervlak. (Daarom ook het scherpe zand.) En ook niet onbelangrijk: vanaf het ogenblik dat je zaailingen in de groei zijn, minder water geven naargelang het jonge wortelgestel meer diepgang krijgt.

Eerst zal je een paar kiemblaadjes zien verschijnen, pas daarna komen de echte blaadjes. Je kan beginnen je zaailingen te verspenen van zodra ze twee mooi gevormde echte blaadjes hebben en van een zekere vitaliteit getuigen. Met een schuin afgesneden stokje peuter je de worteltjes los, terwijl je met de andere hand het plantje (liefst bij één van de kiemblaadjes) tussen duim en wijsvinger optilt. Bekijk nu eerst eens goed het kleine wortelgestel. Zie je slechts één draadje naar beneden hangen, dan is het nog te vroeg om te verspenen. Het plantje zal niet aanslaan. Wat je nodig hebt is een klein, compact, maar vertakt wortelstelsel. Prik met het stokje een gaatje in een potje of een tray gevuld met potgrond. Laat de zaailing voorzichtig in het gaatje zakken en duw het gaatje dicht tussen je vingers. Nog een slokje water en kijk, we zijn weer een stapje dichter bij onze oogst.

Hou je verspeende zaailingen nu nog even in hetzelfde milieu waar ze gekiemd zijn. Volgende maand gaan we ze geleidelijk laten wennen aan de omstandigheden buiten en ze ‘afharden’ tot ze klaar zijn om in de moestuin te worden uitgeplant.

Het opkweken van je eigen groenten uit zaad is een heel intense en aandachtige bezigheid. Je zal merken dat het je niet met rust laat vanaf je je eerste zaadjes in de bakjes gezaaid hebt. Maar het is een werk dat enorm veel voldoening geeft en tegelijk biedt het je als moestuinier een aantal niet te onderschatten voordelen. Je kan vrij kiezen tussen alle variëteiten en curiositeiten die er in de wereld van het zaad omgaan, en proeven van de enorme diversiteit en rijkdom die de plantenwereld ons biedt, zonder je moestuin te moeten beperken tot het kleine, ingekrompen aanbod van kant-en-klaar plantgoed in de tuincentra.

Of wat vind je van het feit dat je vanaf de start kan kiezen voor gezonde groenten, die niet doordrenkt zijn van systemische gifstoffen? Of in zaadtoestand reeds behandeld zijn met schadelijke producten, en niet afkomstig zijn van één of ander labo gespecialiseerd in genetische manipulatie?

Immers… begint niet alle leven met het zaad?

 

%d bloggers liken dit: