Vleesetende planten in de Plantentuin Meise
Ze klinken wreed en gruwelijk, maar ze zijn erg fascinerend: vleesetende planten. En tenzij je een vliegje of een ander klein insect bent, heb je niks te vrezen van deze carnivoren uit het plantenrijk. De Plantentuin Meise heeft een fraaie collectie van tientallen soorten vleeseters, en Christophe Maerten (33) is de tuinier die ze kweekt, verzorgt en vertroetelt.
“Kunnen die ons opeten?” is meestal de eerste vraag als een groep met schoolkinderen naar de vleeseters in de Plantentuin komt kijken. “Het antwoord is nee”, lacht Christophe Maerten. “De meeste vleesetende planten voeden zich met kleine insectjes. Vliegjes en spinnetjes, vooral. Er zijn grote tropische soorten die wel eens een boomkikkertje of een klein vogeltje vangen. Maar daarmee is ook alles gezegd. Je zou je hand al twee weken lang in zo’n grote vleesetende plant moeten houden, voor je iets voelt.”
Geen plantjes met tandjes
Alle horrorverhalen ten spijt, vleesetende planten hebben géén tandjes. “Er zijn actieve en passieve vleeseters”, legt Christophe uit. “De actieve ‘bewegen’ om hun prooi te vangen. De venusvliegenval bijvoorbeeld, heeft bladeren die lijken op schelpjes. Ze bestaan uit twee helften die een zoete nectarachtige stof afscheiden. Die stof trekt insecten aan. De schelpjes hebben ook voelhaartjes. Als zo’n insect de voelhaartjes twee keer kort na mekaar aanraakt, klapt het schelpje dicht. Zo is de plant zeker dat het geen regendruppel is.”
En dan zijn er nog insectenetende planten die hun prooi niet vangen, maar er zich langzaam omheen wikkelen. “Zo zijn de bladeren van zonnedauw bedekt met een kleefstof”, vertelt Christophe. “Als een vliegje erop gaat zitten, kan het niet meer weg. Langzaam draait het blad.
Lees de volledige reportage in het oktobernummer van Fence.